AANGEKONDIGDE WIJZIGINGEN IN DE OVERDRACHTSBELASTING
Het kabinet heeft op Prinsjesdag wijzigingen aangekondigd voor de overdrachtsbelasting: de belasting die wordt geheven bij de verkrijging van een onroerend goed.
Er komt een vrijstelling voor starters vanaf 1 januari 2021: een vrijstelling voor verkrijgers die:
1. meerderjarig en jonger dan 35 zijn
2. een woning of een recht waaraan een woning is onderworpen verkrijgen
3. deze woning anders dan tijdelijk als hoofdverblijf gaan gebruiken en
4. de vrijstelling niet eerder hebben gebruikt.
De twee laatste voorwaarden moeten verkrijgers schriftelijk verklaren.
Andere natuurlijke personen – niet zijnde starters – die een woning verkrijgen en deze anders dan tijdelijk als hoofdverblijf gaan gebruiken, hebben recht op de toepassing van het verlaagde tarief van 2 procent.
De vrijstelling geldt in principe tot 1 januari 2026 (dus voor 5 jaar), tenzij een positieve evaluatie aanleiding geeft voor verlenging van de vrijstelling.
Naheffing
De notaris kan in principe uitgaan van de door de
starter afgegeven schriftelijke verklaring, tenzij hij weet dat deze verklaring
ten onrechte is afgegeven. In dit laatste geval kan de vrijstelling niet worden
toegepast. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als de notaris ook betrokken is
geweest bij de overdracht van een eerdere verkrijging, waarvoor de verkrijger
de startersvrijstelling heeft toegepast of daarvan kennis neemt uit inzage bij
het kadaster.
Indien achteraf blijkt dat de verkrijger de vrijstelling ondanks de afgegeven verklaring wel eerder heeft toegepast, gaat de inspecteur over tot naheffing bij de verkrijger.
Hoger algemeen tarief
Alle overige verkrijgingen worden vanaf 1 januari 2021
belast tegen het hogere algemene tarief. Het algemene tarief wordt met ingang
van 1 januari 2021 verhoogd van 6 naar 8 procent.
Dit betekent dat – naast de verkrijging van niet-woningen, zoals bedrijfspanden – ook verkrijgingen van woningen die niet, of slechts tijdelijk, als hoofdverblijf gaan worden gebruikt, worden belast tegen 8 procent. Hieronder valt bijvoorbeeld de verkrijging van een vakantiewoning, een woning die ouders kopen voor hun kind en verkrijgingen van woningen door niet-natuurlijke personen, zoals rechtspersonen, bijvoorbeeld beleggers en woningcorporaties. Ook de particuliere belegger die een woning koopt loopt dus tegen 8% overdrachtsbelasting aan.
Het begrip ‘woning’ voor de overdrachtsbelasting verandert niet. In de toelichting op het wetvoorstel is de voorgestelde tariefdifferentiatie in de vorm van een ‘beslisboom’ weergegeven. De beslisboom is hieronder weergegeven.
Wegvallen verschil
woningen en niet-woningen
De notaris zal in minder gevallen vooronderzoek moeten
doen naar de kwalificatie van een onroerende zaak als woning of niet-woning.
Indien de verkrijger de woning niet anders dan tijdelijk als hoofdverblijf gaat
gebruiken, is er geen verschil in tarief meer tussen woningen en niet-woningen.
In beide gevallen wordt de verkrijging tegen het algemene tarief van 8 procent
belast.
Acht wetsvoorstellen
Het wetsvoorstel Wet differentiatie overdrachtsbelasting maakt deel uit van
het Pakket Belastingplan 2021,
dat dit jaar bestaat uit acht wetsvoorstellen: Belastingplan 2021, Overige
fiscale maatregelen 2021, Wet aanpassing box 3, Wet differentiatie
overdrachtsbelasting, Wet verbetering uitvoerbaarheid toeslagen, Wet
CO2-heffing industrie, Wijziging van de Wet opslag duurzame energie- en klimaattransitie
in verband met de vaststelling van tarieven voor de jaren 2021 en 2022 en Wet
eenmalige huurverlaging huurders met lager inkomen.
Vervolg
De commissie voor Financiën van de Tweede Kamer gaat de wetsvoorstellen nu schriftelijk behandelen, zodat deze half november plenair kunnen worden besproken. Hierna kan de Eerste Kamer ermee aan de slag.
