Aanpassing rente en erfbelasting
Bij testament kan in geval van de wettelijke verdeling een ander rentepercentage worden vastgesteld. Dit heeft onder meer een fiscale reden. Bij het overlijden van de langstlevende echtgenoot kunnen de vorderingen van de kinderen met de daarover verschuldigde rente op diens nalatenschap in mindering worden gebracht.
Voorbeeld
De heer en mevrouw P zijn in gemeenschap van goederen gehuwd en hebben twee kinderen. De huwelijksgemeenschap heeft bij het overlijden van de heer P een saldo (bezittingen minus de schulden) van 600.000,-. De helft van dat saldo is de waarde van de nalatenschap van de heer P, of 300.000,-. De kinderen en mevrouw P. erven ieder 1/3 deel, of € 100.000,-.
Variant A (er is geen testament gemaakt. De wettelijke verdeling is van toepassing)
De vordering van elk kind bedraagt 100.000,-. Mevrouw P krijgt alle baten van de huwelijksgemeenschap, deels op grond van het huwelijksvermogensrecht en deels op grond van de wettelijke verdeling, oftewel 600.000,- (a).
Stel dat mevrouw P 10 jaar ná de heer P overlijdt en dat haar vermogen - theoretisch gesproken - gelijk is gebleven. Stel voorts dat gedurende die tien jaar de wettelijke rente 6 procent of minder heeft bedragen, zodat geen rente over de vorderingen van de kinderen wordt vergoed. Bij haar overlijden bedraagt haar nalatenschap 600.000,- (a) te verminderen met de vorderingen van haar beide kinderen 200.000,- (2 x 100.000,-), blijft netto 400.000,-. Gezien de lage wettelijke rente vindt geen rentevergoeding plaats. Dit bedrag erven de beide kinderen ieder voor de helft. Het erfbelasting bedraagt per kind 26.606,-, in totaal 53.212,- (b).
Variant B (de heer P heeft een testament gemaakt. De wettelijke verdeling blijft van toepassing)
De heer P heeft in zijn testament een rente opgenomen gelijk aan 6% per jaar die vergoed moet worden over de vorderingen van de kinderen. Ook de rentevergoeding wordt aan de kinderen schuldig gebleven. Stel dat mevrouw P 10 jaar na de heer P overlijdt en dat haar vermogen gelijk is gebleven. Haar nalatenschap bedraagt, zie variant A, 600.000,- (a) te verminderen met de vorderingen 200.000,-. Tevens komt nog de te betalen rente over 10 jaar in mindering, die gelijk is aan 10 jaar x 6% of 60%. De renteschuld bedraagt 60% van de totaal nog te betalen erfdelen 200.000,-, ofwel 120.000,-. De totale aftrekpost bedraagt 320.000,-; de netto nalatenschap bedraagt dan ( 600.000,- minus 320.000,-) of 280.000,-. Dit bedrag erven de beide kinderen ieder voor de helft. Het totale erfbelasting bedraagt 32.468,- (c).
Het voordeel (van rentedragende vorderingen, variant B, ten opzichte van renteloze vorderingen, variant A), bedraagt (b minus c) 53.212,- minus 32.468,- of 20.744,-.
Omdat de vorderingen van uw kinderen met rente niet eerder opgeëist kunnen worden dan bij overlijden van de langstlevende, worden deze vorderingen fiscaal afgewaardeerd. Op wiskundige wijze dient voor het erfbelasting de contante waarde van deze rentegevende vordering te worden berekend. De andere kant van de medaille is dat de belastingdienst ervan uitgaat dat de langstlevende 'fictief vruchtgebruik' geniet van de vorderingen van de kinderen èn de rente, omdat hij deze tijdens leven niet hoefde te betalen.
Om te beoordelen of een dergelijk vruchtgebruik aanwezig is herleidt de belastingdienst de in het testament gehanteerde enkelvoudige rente naar een samengestelde.
In het geval de herleide enkelvoudige rente uitkomt op en samengesteld percentage dat hoger ligt dan 6% (= een rekenrente uit de successiewet), volgt voor de langstlevende géén bijtelling van het fictieve vruchtgebruik. Deze bijtelling kan bij grote nalatenschappen een fiscaal ongunstige uitwerking hebben. Uw (kandidaat-)notaris kan één en ander nader toelichten. Waar het om gaat is dat de nalatenschap van de langstlevende aanzienlijk kan worden verkleind, als deze maar tijd van leven heeft en de rente op de vorderingen van de kinderen hoog genoeg is.
Wat de hoogte van de rente betreft past wel een waarschuwing.
Als de weduwe (of weduwnaar) nog betrekkelijk jong is en in het testament is bepaald dat bij hertrouwen de kinderen hun vordering met rente kunnen opeisen dan kan de betaling een zwaar gelag zijn. Voor de inkomstenbelasting is geregeld dat de vorderingen bijna altijd buiten beschouwing blijven. Zolang de kinderen feitelijk nog niets gekregen hebben, hoeven zij dan ook geen inkomstenbelasting te betalen. Wel wordt uiteraard het vermogen waarover de langstlevende de beschikking heeft, bij deze in de heffing betrokken.